geschiedenis van Amsterdam
Waar 800 jaar geleden niets meer dan een drassig veengebied lag, prijkt nu de grootste historische binnenstad van Europa, met maar liefst 165 grachten, 1.539 bruggen en 6.800 beschermde gebouwen. Wat bezielde de Amsterdammers om in dit onherbergzame landschap een stad op palen te bouwen?
1585 – 1672: De Gouden Eeuw
Hoewel Amsterdam al stevig aan de weg timmert als zeevarende natie en stapel- en opslaghaven, breekt er na de opstand tegen de Spaanse koning in 1578 een periode van ongekende voorspoed aan. Na de Val van Antwerpen (1585) ontwikkelt Amsterdam zich tot ’s werelds grootste haven met een vloot die weldra de wereldzeeën domineert. Dankzij de oprichting van de Beurs van Amsterdam en de Amsterdamsche Wisselbank wordt de stad ook het financiële hart van de wereld. De godsdientvrijheid trekt welgestelde en geleerde immigranten aan uit verschillende hoeken van Europa. Het liberale Amsterdam ontpopt zich tot het kloppend hart van de werelhandel, kunst en wetenschappen.
In de 17e eeuw groeit de stad uit haar voegen en wordt de beroemde grachtengordel aangelegd: welgestelde koopmanslieden laten er hun luisterrijke woon- en pakhuizen bouwen, rijkelijk versierd met ornamenten in renaissancestijl en de voor de grachtenhuizen zo kenmerkende trapgevels. Ten westen van de grachtengordel wordt langs de bestaande sloten de karakteristieke Jordaan aangelegd, met zijn kleine huisjes en ateliers voor ambachtslieden. Gilden, schutterijen en particulieren geven opdracht tot grote meesterwerken – we kennen allemaal de Nachtwacht van Rembrandt - en het stadsbestuur laat Jacob van Campen het imposante neoclassicistische Stadhuis op de Dam bouwen. In 1632 opent de eerste Universiteit van Amsterdam, het Athenaeum Illustre, haar deuren. Amsterdam wordt een metropool die haar weerga niet kent.
